INHOUD :
- Stafkaarten
- Schaal
/ Legende
- Hoogtelijnen
- Het
kompas
- Schieten
met een kompas
- Hindernis
ontwijken
- Coördinaten
en roomer
- Kaart
lezen
- Foutmarge
- Oriëntatie
|
|
|
Als VNJ-er zal je ooit je weg moeten
zoeken met kaart en kompas. Dan komt her er op aan juist te lopen
uiteraard. Als je kaart en kompas in de buurt hebt neem je deze
best, dat maakt het "begrijpen" van onderstaande uitleg een stukje
makkelijker.
Stafkaarten :
Wij werken meestal met stafkaarten van 1:25.000
Maar eerst zorg je er uiteraard voor dat je de juiste stafkaart
(juiste omgeving) in handen hebt. Op de buitenkant van een dichtgeplooide
kaart zie je een afbeelding waarop je kan aflezen welk nummer
de omliggende kaarten hebben. Zo zie je bv. welke kaart je moet
gebruiken als je meer noordwaarts wil gaan. Let er steeds op dat
je de laatste herziening van de kaart in handen hebt. Verouderde
kaarten kunnen je makkelijk op het verkeerde spoor zetten. Er
staan dan gehele wijken (!) niet op de kaart aangegeven, veldwegjes
op de kaart zijn reeds macadambanen geworden, banen zijn herlegd,
enz.
Geloof me, het is geen sinecure om dan nog je weg te vinden (ondergetekende
spreekt van ondervinding).
- Terug
naar "Inhoud" |
|
Schaal :
Zoals ik reeds vermelde is een schaal van 1:25.000 ideaal voor
een voettocht. Dat wil zeggen dat 1 cm. op de kaart (1) gelijk
is aan (:) 250 meter in werkelijkheid - of 25.000 cm in werkelijkheid
- (25.000). Of 1 km. werkelijkheid is 4 cm. op de kaart.
Legende :
Onder aan de kaart vind je de legende. De gebruikte tekens op
de kaart worden hier nauwkeurig verklaard. Enig kennis van de
legende is geen overbodige luxe.
|


|
- Hoogtelijnen :
Op een kaart vind je ook hoogtelijnen. Dit zijn bruine lijnen
die punten met een gelijke hoogte verbinden. Je kan dus zien
op een kaart of je bergop of bergaf moet stappen. De afstand
tussen de hoogtelijnen is veranderlijk en hangt af van de
sterkte van de helling.
- Wanneer de lijnen dichter bij elkaar liggen, verloopt
de verandering in hoogte sneller (a).
- Het terrein heeft minder steile hellingen als de hoogtelijnen
verder uit elkaar liggen (b).
- Vlak terrein heeft geen hoogtelijnen.
- Een eenvormige helling : De afstand tussen de lijnen
is gelijk
(lijnen lopen evenwijdig).
- Een weg die evenwijdig loopt aan een hoogtelijn loopt
vlak.
- De helling van de weg wordt groter naarmate deze de
hoogtelijn(en) rechter snijdt.
- Een weg loodrecht op een hoogtelijn verloopt het steilste.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
A: Kompasnaald
B: Noord/Zuid-lijnen
C: Noordteken
D: Kompashuis
E: Richtingspijl
F: Aanlegkant
G: Spiegel |
- Het kompas :
Oriënteer je kaart altijd naar het noorden ! Leg de zijkant
van je kompas gelijk met de zijkant van je kaart, en draai
net zolang met je kaart tot de rode pijl van het kompas (die
naar het Noorden wijst) eveneens evenwijdig ligt met de zijkant
van je kaart. Wanneer je een kompas gebruikt moet je er goed
voor opletten dat je dat je niet in de omgeving van elektrische
bedrading of van grote metalen voorwerpen staat. Anders wordt
de werking van het kompas beïnvloed.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
 |
Schieten met een kompas :
Als je moet schieten met een kompas krijg je een marsgetal en
een afstand.
Bv : marsgetal 130, 350 meter.
- Zet 130° gelijk aan de marsrichtingspijl.
- Zorg dat het noorden (op het kompas) en de rode pijl overeenkomen.
- Mik op een punt dat niet verder ligt dan 500 meter. Let
er op dat het Noorden op zijn plaats blijft en mik niet
op voor-werpen die zich kunnen verplaatsen (zoals koeien
en auto's). Als je met meerdere bent kan je iemand vooruit
lopen en als mikpunt dienen. Je kan dan aan je mikpunt aanwijzingen
geven of hij meer naar links of rechts moet gaan. Als hij
goed staat blijft hij daar staan tot je op die plaats aangekomen
bent en dan kun je hetzelfde herhalen om een grotere afstand
af te leggen.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
 |
Een hindernis
ontwijken :
Er zijn twee soorten hindernissen : - Als je over een hindernis
heen kan kijken (vb. een vijver) dan mik je op een punt voorbij
de hindernis en dan loop je om je hindernis heen naar je mikpunt.
- Als je niet over je hindernis heen kan kijken ga je zo dicht
mogelijk tot bij de hindernis, dan wijk je 90° af en tel je de
stappen die je nodig hebt om opzij van de hindernis te komen.
Dan stap je weer verder in de oorspronkelijke marsrichting tot
voorbij de hindernis (door opnieuw te mikken). Na de hindernis
ga je weer 90° afwijken in de andere richting om weer op je oorspronkelijke
as te komen met evenveel passen als bij de eerste afwijking. Nadien
kan je weer je richting volgen.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
Coördinaten en Roomer :
Op een recente kaart zie je paarse horizontale en verticale lijnen
die de kaart indelen in vierkanten. De lijnen zijn voorzien van
een nummer. Deze helpen bij een vlugge en precieze bepaling van
een plaats.
Op een 1:25.000 kaart is zo'n vierkantje op een kaart 1 vierkante
kilometer. Dit is nog vrij groot om bv. iets te vinden of om af
te spreken. Daarom maken we gebruik van de roomer. Dit hulpmiddeltje
is zo groot als een vierkantje op een kaart en deelt de "grote"
vierkantje in in kleinere vierkantjes.
coördinaat :
15,10 x 62,16 of 15106216
Om naar een plaats te gaan met gegeven coördinaten
ga als volgt te het werk:
- Je zoekt (van boven naar onder) eerst de verticale lijn.
(In het voorbeeld 15)
- Vervolgens zoek je van links naar rechts naar de juiste
horizontale lijn.
(In het voorbeeld 62)
- Je weet nu in welk vakje je bestemming ligt (= het vak
rechtsboven je snijpunt). Nu gaan we de juiste plaats
bepalen m.b.v. de roomer.
- Plaats de de horizontale lijn van de roomer op het verticaal-rommer
coördinaat (10). Doe hetzelfde met de verticale roomer
lijn en het horizontaal-roomer coördinaat (16).
- Het nulpunt (P) is je bestemming. (Zie voorbeeld.)
- Terug
naar "Inhoud" |

Het gegeven punt kan worden
beschreven als 15,10 x 62,16.
De plaats kan ook met 8 cijfers worden aangegeven : 15106216
|
Om een punt op de kaart te bepalen ga je zo te werk
:
- Je kijkt eerst van links naar rechts op de horizontale paarse
lijnen en je noteert het cijfer vlak voor de gekozen plaats.
- Vervolgens kijk je van onder naar boven (de paarse verticale
lijnen) en noteer je het cijfer net onder de gekozen plaats.
- Met behulp van de roomer kan je nu de plaats exact bepalen.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
Kaart lezen :
Als je gevonden hebt waar je je op de kaart bevindt en waar je
naar toe moet is de weg ertussen niet altijd zo vanzelfsprekend.
In een open vlakte of bos (zonder te veel hindernissen) is het
gemakkelijk om met je kompas te schieten. Als je echter verkiest
om langs bestaande wegen te gaan moet je goed op letten welke
wegen het gemakkelijkst te begaan zijn en welke het korst zijn.
In berg- of heuvelachtig gebied (zoals de Ardennen) kan je best
ook de hoogtelijnen in het oog houden.
De kortste weg is niet altijd de snelste !!
TIP : Hou de kaart altijd zo dat de weg die je volgt op de kaart
in het verlengde ligt van de weg waarop je wandelt. Zo zal je
minder snel fouten maken tegen het links of rechts afslaan en
als je verkeerd bent gelopen zal je veel sneller merken dat de
wegen op de kaart niet overeenkomen met de echte wegen.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
Foutmarge :
Niemand kan 100% juist lopen. Er zit wel altijd ergens een fout.
Probeer deze fout zoveel mogelijk te beperken, maar we moeten
met een zekere fout rekening houden. Dit kan je het best doen
door er voor te zorgen dat je eventuele fout altijd naar rechts
is (dat je dus iets teveel naar rechts gaat). De grote afwijking
zal op het einde ook naar rechts zitten, zodat je alleen links
naar je eindpunt moet zoeken. Als je dit niet doet zal je zowel
links als rechts moeten zoeken want dan kunnen je gemaakte fouten
zowel rechts als links geweest zijn.
- Terug
naar "Inhoud" |
|
Oriëntatie
:
Wanneer je zonder kaart en/of kompas op weg bent kan, kan het
nodig zijn dat je je moet oriënteren. Er zijn tientallen
manieren om je te oriënteren, maar ik beperk me tot diegenen
die (naar mijn mening) het meest toegepast worden.
- Terug
naar "Inhoud"
|
 |
Schaduw methode :
Op een vlak, schoon stuk grond plaats je zo recht mogelijk een
stok van +/- 1 meter. Zie waar de schaduw valt en markeer het
topje ervan met een steen of een stok (a). Wacht minstens 15 min.en
markeer de top van deze schaduw (b). De lijn tussen deze twee
punten loopt van oost naar west. Noord-zuid staat haaks op deze
lijn.Deze methode werkt op elk tijdstip van de dag, zolang de
zon maar schijnt.
- Terug
naar "Inhoud"
|
 |
Horloge methode :
Een traditioneel horloge met twee wijzers kan worden gebruikt
om de richting te vinden. Let wel op ! Indien je de zomertijd
hanteert moet je 2 uren aftrekken, indien je de wintertijd hanteert
moet je 1 uur aftrekken.
Hou het horloge horizontaal. Richt de kleine wijzer naar de zon.
Deel de hoek tussen de kleine wijzer en het 12-uur punt door midden
en je hebt een noord-zuid lijn.
- Terug
naar "Inhoud" |


 |
Geïmproviseerd kompas :
Een stuk ijzerhoudend metaal -een naald is ideaal- dat je herhaadekijk
in één richting lang een zijden lapje strijkt, wordt
magnetisch en kan vrij worden opgehangen zodat het naar het noorden
wijst. De magnetisch kracht zal niet groot zijn en het voorwerp
moet regelmatig worden "opgeladen".
Hang de naald in de lus van een draad, op zodanige wijze dat hij
in evenwicht is. De draad moet glad en niet verdraaid zijn.
TIP : Het ijzerhoudend metaal opladen met behulp van een magneet
is veel effectiever. Beweeg de magneet van het ene eind naar het
andere, maar steeds in dezelfde richting! Een hangende naald is
onderweg gemakkelijker, maar wanneer je even stopt is het beter
de naald op een stuk papier te leggen en dit op water te laten
drijven.
- Terug
naar "Inhoud" |
 |
De maan :
Als de maan opkomt VOORDAT de zon is onder gegaan, dan bevindt
de verlichte zijde zich aan de westelijkekant. Als de maan opkomt
NA middernacht, is de verlichte zijde aan de oostelijke kant.
Dit is slechts een ruwe aanduiding van oost en west !
- Terug
naar "Inhoud"
|
|
|


 |
De Poolster :
De Poolster is een zeer waardevol hulpmiddel om je te oriënteren
daar hij zich - ogenschijnlijk - niet beweegt en zich bijna boven
de noordpool bevindt.
Alle sterren lijken rond de Poolster te draaien. Het enig probleem
is hem nog weten te vinden...
Indien je "de Grote Beer" (a) met "Cassiopeia"
(b) verbindt, verloopt de (denkbeeldige) verbindingslijn door
de Poolster (c). De Poolster ligt ongeveer in het midden van deze
verbindingslijn.
De Grote Beer is het centrale deel van een zeer grote constellatie.
Hij draait om de Poolster heen. Hij heeft de vorm van een "steelpannetje".
Cassiopeia is W-vormig en draait eveneens rond de Poolster. Tijdens
een heldere, donkere nacht kan men zien dat dit sterrebeeld zich
in de baan van de melkweg bevindt. De middelste ster wijst als
het ware naar de Poolster (zie totaal-beeld).
- Terug
naar "Inhoud"
|
 |
Natuurlijke elementen :
- De noordzijde van een boom heeft minder takken dan de zuidelijke
zijde.
- Aan de noordelijke kant van de boom bevindt er zich meer mos.
- Mierennesten liggen meestal aan de zuidelijke kant van een boom.
OPGELET : Wind kan een spelbreker zijn, daar het de begroeing
e.d. danig kan beïnvloeden. Gebruik dus zoveel mogelijk aanwijzingen
eer je je conclusies trekt.
- Terug
naar "Inhoud" |